‘Een gewaarschuwd mens telt voor twee’, zegt een Nederlands spreekwoord. Het heeft een positieve lading. Want wie weet welke risico’s hij loopt, weet ook wat hij moet doen als het fout gaat. Maar wat als de gewaarschuwde “dubbel” reageert? Wat als hij doorschiet in zijn reacties en de waarschuwing veel ernstiger opvat dan hij in werkelijkheid is? Kortom: hoe maak je iemand “constructief risicobewust”?
Het antwoord is niet eenvoudig te geven. Maar de vraag schetst wel goed de kern van het probleem, waarvoor we bij risicocommunicatie staan. Hoe vinden we een eerlijk evenwicht tussen het recht van burgers op informatie over risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen en de plicht van overheden om daarover te communiceren? Hoe bereiken we dat informatie ‘doet’ waarvoor zij werd aangeboden: een reactie die in verhouding staat tot de werkelijk te vrezen gevaren. Geen overreacties, maar ook geen passieve gelatenheid. In balans.
Iedereen loopt risico’s. Mensen wonen dicht bij inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Of naast een LPG-station of een rangeerterrein van chloortreinen. Uiteraard werken ook mensen op en in de buurt van gevaarlijke terreinen. Kinderen gaan naar scholen die in de nabijheid van chemische fabrieken staan. Het zijn slechts enkele voorbeelden van zulke situaties.
Met de invoering van het Vuurwerkbesluit en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) zijn belangrijke stappen gezet om de beheersing van zulke risico’s in regels te vatten.
Zo kunnen gemeenten en provincies risicobronnen aanpakken met Wm vergunningen en ruimtelijke plannen. En met de omgeving van die bronnen moet worden gecommuniceerd over de werkelijke risico’s. Alles staat netjes op papier. Maar papier is geduldig en de materie complex. Aan de toch al volle agenda van bestuurlijk en ambtelijk Nederland wordt een nieuwe uitdaging toegevoegd.
Het Ministerie van VROM heeft voor 2004/2005 20 miljoen euro beschikbaar gesteld om provincies en gemeenten te helpen hun ‘apparaat’ voor te bereiden en aan te passen aan de taken die voortvloeien uit het externe veiligheidsbeleid en nieuwe wetgeving. Aan de hand van de Menukaart Externe Veiligheid maken alle provincies en hun gemeenten met Provinciale Uitvoeringsprogramma’s Externe Veiligheid (PUEV’s) aanspraak op een versleuteld deel van de 20 miljoen euro, die VROM daarvoor in petto heeft. Daarnaast kunnen de provincies zelf met landelijke projecten aanspraak maken op een deel van de resterende 5 miljoen euro. De Provincie Zuid-Holland brengt zo’n landelijk project ten uitvoer: Risicocommunicatie in Balans.
Een bijzonder project. De meerderheid van de PUEV en IPO projecten richt zich immers op de ontwikkeling van een objectief instrumentarium om veiligheid of onveiligheid vast te stellen. Hierbij spelen vooral termen als plaatsgebonden risico, verantwoording groepsrisico, contouren en effectafstanden, maatramptypen en ga zo maar door.
Maar hoe ziet al die prachtig uitgerekende objectieve (on)veiligheid er uit in de beleving van ‘gewone’ mensen? Met andere woorden: hoe is het gesteld met de subjectieve veiligheid? Hoe beleven mensen gevaren waaraan ze blootstaan? Hoe is het met hun zelfredzaamheid in geval van een ongeval? Maar vooral: hoe kunnen we op een afgewogen manier met die subjectieve beleving omgaan zodat ook ‘gewone mensen’ risico’s op hun werkelijke merites waarderen?
AcUtHas – Sleutelbos binnen handbereik
De samenwerkende partners aan dit bijzondere project, die onder de naam AcUtHas opereren, willen graag antwoorden geven op de vele vragen die hiervoor gesteld zijn. De synergie die we in de combinatie AcUtHas aantreffen past uitstekend in de vraagstelling van de opdrachtgever: ‘Hoe communiceren we evenwichtig over (omgevings)risico’s’.
In onze benadering van risicocommunicatie staat wat het publiek wil (weten) over omgevings- risico’s en hoe het publiek omgaat met dergelijke risico’s centraal. Bij het zoeken naar de juiste risicocommunicatie wordt wel eens de ‘sleutelmetafoor’ gebruikt. Wij zijn ervan overtuigd dat die sleutel niet bestaat en dus ook nooit gevonden zal worden. De metafoor die bij onze Wegwijzer zal passen, is ‘de sleutelbos’. De Wegwijzer zal, gelet op de complexiteit van het thema risicocommunicatie, diverse wegen, varianten en opties schetsen, waaruit de zender kan of moet kiezen. Daarbij sterk de nadruk leggend op de vraag: Wie zijn onze doelgroepen en wat willen zij weten? Dat moeten we elke keer opnieuw onderzoeken. En dit helpt ons de juiste sleutel uit de bos te kiezen.
Sleutelbos binnen handbereik – projectdoelstelling
Het project hanteert de volgende projectdoelstelling:
Communicatieadviseurs en beleidsmedewerkers beschikken over een wegwijzer die hen helpt om in hun specifieke situatie een evenwicht vinden tussen de inzet van communicatie over risico’s rond gevaarlijke stoffen en een reactie bij de ontvangers, die in verhouding staat tot de werkelijk te vrezen gevaren. De Wegwijzer biedt een getoetst kader waarbinnen te allen tijde gewerkt kan worden.
De plaats van het conceptueel kader binnen de Wegwijzer
In deze vijf hoofdstukken schetsen we de wetenschappelijke fundamenten, inclusief de voet- angels en klemmen op het gebied van risicocommunicatie en het omgaan met risico’s door burgers. Deze kennis is onontbeerlijk voor een juiste inschatting van de mogelijkheden en onmogelijkheden van risicocommunicatie met burgers door overheden en andere actoren. Uit het wetenschappelijke fundament komt ook het conceptueel kader voort. Dit conceptueel kader is gebruikt voor het ontwerp van de Wegwijzer risicocommunicatie deel I.
Over leesbaarheid
Deze notitie is bedoeld als achtergronddocument ten behoeve van deel I. Om die reden is het vooral bedoeld voor degenen die behoefte hebben aan deze achtergrondkennis. In hoofdstuk 4 worden de conclusies gepresenteerd.